zondag 30 september 2018

Reisverslag Canada & VS 2018: dag 12

<-- Vorige dag

Vrijdag 27 juli 2018: Nampa --> Idaho Falls

Vandaag belooft een lange dag te worden, aangezien we van de ene kant van de staat Idaho naar de andere gaan. Onderweg hebben we drie stops op het programma staan, wat betekent dat we zeker zes uur aan het rijden zullen zijn.

We staan rond half zeven op na een niet al te beste nacht, met dank aan de bovenburen. Omdat we in een Shilo Inns verblijven, is het ontbijt inbegrepen, dat geserveerd wordt in hetzelfde restaurant als waar we gisteravond gegeten hebben. Als hotelgasten kunnen we kiezen uit een beperkt menu of twee dollar korting op een ander gerecht. We kiezen uit het beperkte menu voor roerei met hashbrowns (reepjes gebakken aardappel) en toast. Helaas is alles heel erg vet, waardoor het niet lekker valt.

Na het ontbijt pakken we de laatste spullen in, laden we de auto vol, checken uit en gaan dan op weg. Het eerste stuk gaat over de Interstate – de snelweg, waar we 75 en zelfs 80 mijl per uur mogen rijden (omgerekend ongeveer 120 en 128 kilometer per uur). Hierdoor schiet het lekker op. Het landschap onderweg is wat saai: we zien vooral prairieachtige heuvels, niets bijzonders.

Onze eerste stop van de dag is bij het Bruneau Sand Dunes Park, wat volgens de reisbeschrijving moet zijn alsof je in de woestijn staat. We rijden naar de ingang, waar ons gevraagd wordt geld in een envelop te doen als toegang. Omdat we een jaarpas hebben voor de nationale parken gaan we ervan uit dat dit niet voor ons geldt en rijden we door naar het Visitor Center, het informatiecentrum van het park.

Bij het Visitor Center is niemand te zien, zelfs niemand achter de balie. We kijken even bij de tentoonstelling van opgezette dieren, maar deze is niet echt bijzonder en zelfs een beetje griezelig met een opgezette roofvogel die een ander opgezet dier uit elkaar aan het trekken is. We pakken snel een plattegrond van het park (een uitgeprint A4’tje in plaats van het foldertje dat je normaal altijd bij een nationaal park krijgt) en gaan terug naar de auto.

Met de auto rijden we naar een uitkijkpunt. In de verte zien we wat zandduinen. Het zou ongetwijfeld mooi zijn, maar wij kijken elkaar alleen maar aan en beseffen dat er bij Scheveningen meer duinen te zien zijn. We gaan dan ook snel terug naar de auto. Bij een ander parkeerplaatsje langs de weg stoppen we nog even om de andere kant van het landschap – dat niet bij het park hoort – op de foto te zetten. Deze kant vinden we eigenlijk veel mooier…

Uitkijkpunt over Bruneau Sand Dunes

De andere kant van het park

Ineens komt er een park ranger (iemand die voor het park werkt) naar ons toegereden. Hij parkeert zijn auto zo dat wij niet meer weg kunnen rijden. Verbaasd kijken we elkaar aan. Wat is er aan de hand? De ranger wil weten of we wel betaald hebben. Als we uitleggen dat we een jaarpas hebben, schudt hij zijn hoofd. Die pas geldt alleen voor nationale parken, dit is een staatspark. We moeten dus naar het Visitor Center om alsnog $5 toegang te betalen. We beloven dit te doen en rijden na de fotostop braaf terug naar het Visitor Center, waar deze keer wel iemand te zien is. Ik betaal netjes de $5, waarop het meisje achter de balie een uitgebreid briefje voor de auto wil gaan schrijven. Als ik uitleg dat we al weggaan, lijkt ze zwaar beledigd. Ik ga terug naar de auto en we gaan richting de uitgang van het park. Uiteraard rijdt de park ranger van net even langs om te controleren of we wel echt betaald hebben…

Hoofdschuddend rijden we weg bij het park. Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt! En al zeker niet bij een park dat zo weinig voorstelt. We rijden snel verder door het dorre en droge landschap met hier en daar rotsen. Op veel plekken zien we grote sproei-installaties, die proberen het dorre gras nog enigszins groen te houden. Uiteindelijk komen we in de buurt van de Shoshone Falls, de tweede stop van vandaag. Ook hier moeten we toegang betalen, want de Shoshone Falls zijn geen nationaal park, geen staatspark, maar een stadspark… Om het ingewikkeld te maken! De toegang is echter slechts drie dollar, dus dat valt nog mee.

We rijden richting de watervallen en parkeren de auto. Vanaf de parkeerplaats kunnen we de grote waterval al zien. We lopen naar een uitkijkpuntje, waar we nog beter zicht hebben. Het is echt een prachtig gezicht, de brede waterval met allerlei andere watervallen.

Shoshone Falls

Dankzij de zon zien we ook een mooie regenboog bij het water. Bij een tweede uitkijkpunt is er zelfs nog een soort dubbele regenboog te zien, wat een heel bijzonder gezicht is.

Dubbele regenboog (links)

Vanaf het tweede uitkijkpunt lopen we nog een klein stukje. Op een informatiebord zien we dat de stuntman Evil Knievel hier vroeger een stunt geprobeerd heeft. Later zoeken we de stunt op YouTube op en zien we dat het mislukt is.

Links boven was de springplaats van Evil Knievel

In een rustig tempo lopen we via het souvenirkraampje, waar we nog een kaart kopen, terug naar de auto. We pakken onze lunchspullen en gaan op het gras bij de parkeerplaats in de schaduw zitten, net zoals zo veel mensen doen. Het is even heerlijk genieten bij een prachtig uitzicht.

Na de lunch gaan we terug naar de snelweg voor de rit naar de derde stop: Craters of the Moon National Park. We rijden door de heuvels van een heel verlaten landschap. Ongeveer vijftien mijl voor de ingang van Craters of the Moon wordt het landschap ineens zwart. Dit kan kloppen: Craters of the Moon is, net als Lava Lands bij Bend, een vulkanisch landschap.

Bij de ingang van het park stoppen we eerst even bij het Visitor Center voor wat informatie. Dan rijden we naar de toegangspoortjes, waar een klein filetje staat. Wij kunnen er vlot doorheen, want onze jaarpas kan deze keer gewoon gebruikt worden! We rijden door en stoppen dan bij de North Crater voor een korte wandeling. Een deel van het pad is afgesloten wegens werkzaamheden, maar het stukje dat we lopen, geeft een prima beeld van Craters of the Moon: grote, grillige rotsen in allerlei kleuren zwart en bruin met klein gaatjes erin. Tussen de rotsen groeien wat groene plantjes.

Craters of the Moon

De tweede stop die we doen, is bij Devil’s Orchard. Een wandeling van achthonderd meter leidt ons door de tuin, waar veel dode bomen staan. Door het toedoen van de mens zijn de bomen eigenlijk afgestorven: de bomen waren het voedsel voor een andere plant, die de bomen verzwakte, maar niet liet sterven. Mensen wilden de bomen beschermen en haalden de andere plant weg. De bomen hadden echter de andere plant nodig om te overleven en stierven door het ontbreken van de plant. Ook zijn er in het gedeelte stukken rots afgebroken door mensen. In hun jacht op een betere foto liepen ze over de kwetsbare stenen, die daardoor braken. Niet voor niets waarschuwt het park mensen overal om op de paden te blijven.

Devil's Orchard

De derde stop die we doen, is de meest spectaculaire: Inferno Cone. Dit is een hoge zwarte berg, waar je naar boven kunt lopen. Dit doen we uiteraard, al is het een zeer steile en lange klim. Bovenop hebben we een prachtig uitzicht over het park. Wel moeten we ons goed vasthouden, want er staat een behoorlijke wind!

Inferno Cone

Bovenop Inferno Cone

Als we weer veilig terug beneden zijn, stoppen we nog bij de Scattered Cones. Dit zijn kleine vulkaankraters. Vroeger waren het actieve vulkaantjes. In één van de kraters zien we nog sneeuw liggen, verder is het weer een zwart landschap met wat groene plantjes.

Sneeuw in één van de Scattered Cones

De laatste stop die we doen, is bij een terrein waar grotten zijn. We mogen de grotten echter niet in, omdat we geen vergunning hebben. Bovendien wordt er gewaarschuwd voor smalle gangen in het donker waar je soms doorheen moet kruipen, wat nog een reden is voor ons om niet te gaan. We stappen in de auto en beginnen aan de laatste anderhalf uur rijden van vandaag naar ons hotel in Idaho Falls.

Het is geen spectaculaire rit meer: de weg is vrijwel recht, hier en daar zijn wat kleine bochtjes, en het landschap is kaal. Uiteindelijk komen we aan in Idaho Falls, waar ons hotel in een buurt vol met hotels ligt. Nadat we ingecheckt zijn in kamer 432 op de vierde verdieping gaan we op zoek naar een restaurant voor het avondeten. Het wordt Uncle Benny’s Pizza, een klein pizzarestaurant. Bij de balie bestellen we onze pizza’s en dan is het wachten tot ze gebracht worden. Ondertussen kan mijn vriend van een biertje genieten (waarvoor hij deze keer geen identiteitsbewijs hoefde te laten zien) en ik van een limonade die ik zelf kan tappen en bijvullen.

Terwijl we wachten, kijken we in het restaurantje rond. Overal hangen foto’s die met de Verenigde Staten te maken hebben: van bekende plekken in het land tot foto’s van militairen die iets voor de Verenigde Staten betekend hebben. Ook hangt er een wereldkaart waar je pinnetjes in kunt steken om aan te geven waar je vandaan komt. Natuurlijk prikken wij een pinnetje in Nederland!

Uiteindelijk worden de pizza’s gebracht. Verbaasd zien we dat we twee pizza’s met vlees krijgen. Dit klopt voor mijn vriend, maar voor mij uiteraard niet. Als we het vragen, reageert de serveerster heel verbaasd: “Oh, had je een vegetarische pizza besteld?” Eh, ja, daar lijkt het wel op als je vraagt om de ‘pizza vegetarian’… De serveerster neemt de pizza weer mee en lange tijd gebeurt er niets. Mijn vriend eet zijn pizza maar vast op, terwijl ik nog maar een limonade neem. Na lang wachten komt er een andere serveerster vragen of alles naar wens is. Als we uitleggen dat ik nog steeds op mijn pizza wacht, reageert ze met een verplicht “Oh, ja, sorry”, maar je kan haar bijna zien denken: “Joh, mens, zeur niet zo.” Nog eens tien minuten later krijg ik dan toch mijn vegetarische pizza, in een kartonnen doos in plaats van op een bord. Volgens de serveerster is het een foutje dat de pizza in een doos zit, maar voor ons is de boodschap duidelijk: ze willen ons weg hebben! Natuurlijk blijven we daarom nog even zitten, zodat ik mijn pizza – die gelukkig wel goed smaakt – op kan eten. Ik krijg hem niet helemaal op, waardoor de doos toch nog van pas komt: we nemen de rest mee naar de hotelkamer.

Terug in het hotel besluiten we nog even te gaan zwemmen. Tot onze verbazing zit het hele zwembad vol met wat lijkt op de Japanse zwemclub. Het bubbelbad is iets rustiger, maar we blijven toch niet langer dan een halfuurtje bij het water door de drukte. Bovendien willen we vroeg naar bed, aangezien we morgen naar het prachtige Yellowstone National Park gaan, waar we allebei heel veel zin in hebben!

Tot morgen!

Lees verder: Dag 13



vrijdag 28 september 2018

Reisverslag Canada & VS 2018: dag 11

<-- Vorige dag

Donderdag 26 juli 2018: Pendleton --> Nampa

Voordat we vandaag van Pendleton naar Nampa rijden, een rit van zo’n tweehonderd mijl, zullen we eerst het stadje Pendleton verkennen door middel van een rondleiding onder de grond.

Op zich hebben we deze nacht wel redelijk geslapen. We staan wat later op dan anders en gaan naar het restaurant van het hotel voor het ontbijt. Het is niet inbegrepen, maar met kosten van $6,95 per persoon en een zeer ruime keuze bij het buffet (fruit, cornflakes, yoghurt, melk, sap, bagels, brood, beleg) vinden we dat niet erg. Bovendien is het heerlijk rustig in het restaurant: we zijn de enige gasten en krijgen pas later gezelschap van een tweede groepje gasten.

Na het ontbijt gaan we terug naar de kamer om te douchen, aan te kleden en in te pakken. Rond kwart over tien laden we de auto in en als we uitgecheckt zijn, kunnen we Pendleton gaan verkennen. Vanaf het hotel is het een klein stukje rijden, maar ons navigatiesysteem raakt in de war van een bocht en stuurt ons naar een straat die afgesloten is wegens werkzaamheden. Gelukkig lost keren het probleem op.

In Pendleton parkeren we de auto op een parkeerterreintje. Met genoeg flesjes water bij ons, want het is alweer warm, wandelen we het centrum van het stadje in. Het is een echt ouderwets western-stadje met veel winkels waar ze cowboykleding verkopen en cowboylaarzen. Ook op de gebouwen zijn nog sporen van vroeger te zien in de vorm van woorden en jaartallen.

Sporen van vroeger op de gebouwen

We lopen een paar straten door het stadje en gaan dan richting de Underground Tour. Hier begint de rondleiding door het ondergrondse gedeelte van Pendleton. Naast het gebouw van de Underground Tour zien we het Working Girls Hotel. Vroeger was dit een bordeel, maar nu is het omgetoverd tot een hotel. Tijdens hun verblijf in Pendleton hebben de kandidaten van ‘Wie is de Mol?’ hier ook overnacht.

Working Girls Hotel

Van het hotel gaan we naar de ingang van de Underground Tour. We stappen een gezellig winkeltje in waar een bekende blonde vrouw achter de toonbank staat. We herkennen haar natuurlijk van ‘Wie is de Mol?’: tijdens een opdracht mocht zij op de bar zit als figurant.

De blonde vrouw op de foto staat achter de toonbank

Bij de balie laten we de email zien die we gestuurd hebben om te reserveren voor de rondleiding. Het blijkt niet helemaal goed te zijn gegaan, maar we worden gewoon op de lijst erbij gezet voor de rondleiding van half twaalf, want gasten uit Nederland zijn altijd welkom! Ze weten ook nog precies dat ‘Wie is de Mol?’ hier gefilmd heeft en het leuke is dat ze zelfs een boekje gemaakt hebben met herinneringen. Jackie, die straks onze tourgids zal zijn, laat het ons zien. Het blijkt een, voor ons, superleuk boekje met foto’s van de opdracht en de kandidaten, een handgeschreven brief van kandidaat Diederik Jekel, een bladzijde van het draaiboek en ook de complete vragenlijst die de kandidaten altijd aan het begin van het seizoen in moeten vullen.

De brief van Diederik Jekel

Iets voor half twaalf verzamelen we als groep voor de rondleiding in een ruimte naast het winkeltje. Hier begint Jackie met de vraag waar iedereen vandaan komt. De andere gasten komen allemaal uit Amerika en Canada, wij zijn de enigen uit Nederland. Jackie legt ook uit waarom er zo veel Nederlanders naar de Underground Tour komen en raadt mensen aan het filmpje van ‘Wie is de Mol?’ op YouTube terug te zoeken, want het is zelfs met Engelse ondertiteling beschikbaar.

Na de vraag krijgen we een kort filmpje te zien waarin de geschiedenis van Pendleton verteld wordt. Het laat met zwart-wit foto’s zien hoe Pendleton als stad begon en hoe de stad steeds meer groeide. Met de groei kwam ook het gokken naar de stad. Daarnaast waren er veel dames in de stad die het de mannen graag naar hun zin wilden maken. Uiteindelijk kwam er in 1953 een verbod en moesten alle bordelen gesloten worden. Pas jaren later werd het ondergrondse gedeelte van het stadje opnieuw ontdekt en geopend voor rondleidingen.

We verlaten na de film het winkeltje en slaan rechtsaf naar de hoek van de straat. Hier wijst Jackie ons op de straatnamen: de namen die op de straat staan, komen niet overeen met de namen op de straatnaambordjes. De namen op de straat zijn de oude namen, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden soldaten deze namen te verwarrend. Ze veranderden de namen en na de oorlog was iedereen hier zo gewend aan geraakt dat de nieuwe namen zijn gebleven.

Op de hoek van de straat is een trap naar beneden. Ernaast staat een metalen hek. Vroeger, zo vertelt Jackie, was het hek van hout, maar dit ging snel kapot door de mannen die erop gingen zitten om naar de dames op de bovenste verdieping van het gebouw te kijken. Winkeliers kregen hier genoeg van en vervingen de houten hekken door metalen.

Nu gaan we echt het ondergrondse gedeelte in. We lopen de trap af en komen in een ruimte die een bar voorstelt. Deze ruimte herkennen we meteen uit ‘Wie is de Mol?’. Vroeger was het de gewoonte in Pendleton om op de begane grond van het gebouw het echte café te hebben en de tafels voor kaartspelen in de kelder. Zo zijn veel van de ondergrondse ruimtes in Pendleton ontstaan.

De ondergrondse bar

Jackie neemt ons mee naar de bar, waar een bekende pop in een rode jurk zit. Een bordje aan de bar wijst ons er nog maar eens op dat dit uit ‘Wie is de Mol?’ komt. Jackie vertelt ondertussen hoe barmedewerkers vroeger aan extra fooi kwamen: in de tijd dat de ruimte gebruikt werd, betaalden mannen met goudstof. Dit werd afgewogen, maar tijdens het verplaatsen van het goudstof uit de portemonnee van de klant naar de weegschaal viel er natuurlijk stof op de bar. ’s Avonds werd de bar schoongeveegd, zodat het goudstof op de grond terecht kwam. De barman trok vervolgens zijn laarzen aan, waarmee hij in de modderige straatjes bij de bar gelopen had. Met die laarzen liep hij heen en weer achter de bar, zodat het goudstof in de modder onder zijn laarzen vast kwam te zitten. Thuis maakte hij zijn laarzen schoon en zeefde het goudstof eruit. Dit leverde hem zeker $35 aan fooien op. Dames hadden ook een manier om extra fooi te krijgen: ze staken hun haar op en deden aan de onderkant van hun knotje iets plakkerigs. Als ze goudstof aangeraakt hadden dat een klant gegeven had om te betalen, ‘controleerden’ ze even of hun knotje nog goed zat, terwijl ze intussen goudstof in hun haar smeerden. Thuis wasten ze hun haar en verzamelden ze het goudstof.

'Wie is de Mol?' herkenningsmomentje

Van de barruimte gaan we door naar de volgende ruimte: het Chinese badhuis. Vroeger was het voor mannen verplicht om, voordat ze de dames op de bovenste verdieping van het gebouw mochten bezoeken, een bad te nemen. ’s Ochtends betaalde je voor een bad tien cent, maar naarmate het later op de dag werd, ging de prijs omlaag. Dit kwam natuurlijk door het water. Na elk bad werden er slechts twee emmers water uitgehaald en vervangen door twee emmers schoon water. Het bad werd er dus niet schoner op.

Het badhuis

De volgende ruimte is de Chinese wasserette. De Chinezen die naar Pendleton kwamen, spraken nauwelijks Engels. Als iemand was af kwam geven, schreven ze een Chinees karakter op een briefje. Dit briefje scheurden ze door midden. De helft hielden ze, de andere helft was voor de klant. Als de klant terug kwam en zijn helft paste bij de helft van de Chinezen, dan mocht de kleding mee. In die tijd was de meeste kleding van wol en katoen. De Chinezen lieten de kleding voor een deel drogen, waarna ze het streken. Omdat er nog geen stoomstrijkijzers waren, namen ze zelf een slok water in hun mond en sproeiden ze dit water tijdens het strijken over de kleding…

De wasserette

We verlaten de wasserette en gaan naar de ijswinkel. Vroeger was ijs een luxe product, omdat er nog geen vriezers waren. Ondergrondse kelders, zoals de kelder als waar wij instaan, waren ideaal om ijs te bewaren en andere dingen koel te houden. De kelders van de vele winkels zijn dus de tweede reden dat Pendleton zo’n uitgebreid ondergronds gedeelte heeft. Een echte vriezer was het natuurlijk niet en het ijs dat opgeslagen werd, moest alsnog snel gegeten worden. Hiervoor werden geen bolletjes gemaakt, zoals dat nu gebeurt, maar het ijs werd in plakken gesneden alsof het cake was.

De ijswinkel

Na de ijswinkel komen we in de wolkamer, ook een bekende ruimte uit ‘Wie is de Mol?’. Er staan een aantal bedden, die vroeger door de Chinezen gebruikt werden. Vroeger kwamen er veel Chinezen naar Pendleton om te werken, omdat het een populaire stad was. Het geld dat ze verdienden, stuurden ze naar huis. Helaas was er in die tijd heel veel racisme. Zo is er een man die, buiten Pendleton, een Chinese man dood schoot. In plaats van dat hij werd veroordeeld voor moord, kreeg hij een boete van $5 voor het gebruiken van zijn pistool op een plaats waar het niet mocht… Chinezen waren dus boven de grond hun leven niet zeker en kozen ervoor om onder de grond te gaan wonen. Ze gebruikten hiervoor de ondergrondse ruimtes en werktunnels die er al waren en legden nieuwe tunnels aan om van de ene ruimte naar de andere te kunnen komen. Ook hierdoor heeft Pendleton zo’n uitgebreid ondergronds gedeelte.

Chinezen overnachtten in de wolkamer

De volgende ruimte is de slagerij van twee Duitse broers. Jackie vindt de naam maar lastig, dus vraagt ze ons hem voor te lezen: Schwarz Greulich. Ze vindt het maar wat fijn dat ze Nederlanders in de groep heeft! Ook voor veel Amerikanen was de naam lastig, dus noemden de broers hun slagerij Empire. Met behulp van grondwater dat ze lieten bevriezen, hielden ze hun vlees in de kelder koel, waardoor ze één van de beste slagerijen van Pendleton waren. Het ijs dat ze niet nodig hadden om het vlees te koelen, verkochten ze weer, waardoor ze ook nog eens zeer welvarend waren.

Via een gang met ‘prison glass’ (een soort plafondlicht in de vorm van een raam met een heleboel kleine ruitjes) komen we bij de luxe bar van het ondergrondse gedeelte. Om mee te mogen spelen, moest de deelnemer minimaal $50 betalen, wat voor die tijd een enorm bedrag was. Aangezien het niet allemaal legaal was, was er ook iets bedacht voor als de politie kwam controleren: een jongetje werd betaald om te knikkeren boven de bar. Als de politie in de buurt kwam, kon het jochie de mensen in de bar waarschuwen. Die konden vervolgens wegvluchten via een kast, die door de laatste persoon handig weer tot echte kast omgebouwd kon worden. Zo bleef de bar ‘geheim’.

Prison glass

De luxe bar

Een smalle gang brengt ons naar de andere kant van de bar. Hier was de toegangsdeur. Om binnen te komen, moest je een wachtwoord zeggen. Jackie vraagt ons wat we denken dat het wachtwoord was. Een iemand is zo slim om het te bedenken: ‘enter’ (binnen).

De toegangsdeur

We gaan door naar een soort speelruimte, die vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog veel gebruikt werd om soldaten te laten ontspannen. Er zijn smalle bowlingsbaantjes en biljarttafels. Ook staan er uniformen van soldaten tentoongesteld.

De spelletjeskamer

Na deze ruimte gaan we weer naar buiten. De rondleiding is nog niet afgelopen: we lopen een stukje boven de grond, zien het ‘prison glass’ van buiten en horen dat de straat waar we nu lopen vroeger vol met duistere cafeetjes zat. Op de hoek zit het Cosy Theater, wat vroeger een net theater was. Naast het Cosy Theater zaten de Cosy Rooms, een bekend bordeel van Stella Darby. Aan de overkant van de straat staat zelfs een standbeeld van haar.

Prison glass, gezien vanaf de straat

Standbeeld van Stella Darby

We gaan het bordeel in en lopen de trap met 31 treetjes op naar boven. Mannen die vroeger voor het eerst kwamen, zo vertelt Jackie, kwamen via deze weg binnen. Ze werden vervolgens naar de privé-kamer van Stella gebracht voor een eerste gesprek voor ze naar de dames mochten. Mannen die vaker waren geweest, kwamen via de achteringang binnen.

Jackie leidt ons rond door de privé-vertrekken van Stella, waarbij we ook foto’s van haar als jong meisje zien. Ze zou heel goed voor haar meisjes zijn geweest: zo liet ze een kerkdienst organiseren, hielp ze meisjes die wilden stoppen en liet ze de meisjes hun eigen slaapkamers versieren. Een van die slaapkamers kunnen we bekijken, net als de keuken en de wasruimte. Ook lopen we door de gang met de ‘werkkamers’. De kamers hebben een raam dat omhoog geschoven kan worden: als het raam open was, was het meisje beschikbaar en als het raam naar beneden was, had het meisje gezelschap. Mannen konden vroeger door de gang lopen en als ze een meisje zagen dat ze leuk vonden, deden ze een wooden nickel (een houten stuiver) in het doosje dat het meisje bij haar raam had staan. Jackie vraagt of er toevallig iemand een muntje bij zich heeft. Eerder heeft ze mijn vriend stiekem een muntje toegestopt en hij laat het nu zien. Jackie demonstreert hoe het doosje werkt en daarna geeft ze het muntje terug aan mijn vriend: hij mag het houden als herinnering.

De gang met de werkkamers

Het betaaldoosje

Via de achterdeur verlaten we het bordeel en gaan we naar het laatste gedeelte van de rondleiding: de ondergrondse ruimtes waar de Chinezen verbleven en waar opium gebruikt werd. We lopen op de originele stenen vloer van vroeger en mogen nog even bij de waterput kijken. Dan is het snel terug naar boven, want het is een alles behalve gezellig stukje.

De laatste ruimte

Terug in het winkeltje laat Jackie nog enkele voorwerpen zien die onder de grond gevonden zijn en dan is de rondleiding afgelopen. Natuurlijk tekenen we het gastenboek en ook spreken we nog even met Jackie. Ze is erg benieuwd naar onze ervaringen bij de Underground Tour en verder in Amerika. Het is een erg leuk gesprek en ze geeft ons nog een paar tips van dingen die we kunnen bekijken in de buurt.

Na het gesprek kijken we nog even in het winkeltje rond, waarbij we een boekje over de Pendleton Underground kopen en een souvenirkaart waar Jackie en Brooke, de blonde vrouw uit ‘Wie is de Mol?’, ook op staan. Dat vinden we allebei wel een leuke herinnering aan een erg leuke rondleiding.

Helaas moeten we Pendleton nu echt gaan verlaten. We eten nog een broodje op de parkeerplaats voor we richting Nampa gaan. Bij de Blue Mountains Oregon Trail stoppen we even om iets van de Oregon Trail te zien: een route die vroeger van het oosten naar Oregon afgelegd werd door mensen op zoek naar hun eigen land en een beter leven. Ter herinnering staat er nog een huifkar.

De Oregon Trail

We rijden verder over een grotendeels rechte weg door de heuvels met constant een beetje hetzelfde landschap. Bij Baker City nemen we de afslag naar het Oregon Trail Center, want dit kregen we als tip van Jackie. Helaas sluit het centrum om vier uur en is het inmiddels tien over vier. Een beetje balend keren we om en rijden we terug naar de snelweg. Om toch even een onderbreking te hebben, stoppen we kort bij een bekende hamburgerketen voor een ijsje voor mijn vriend het stuur overneemt voor de laatste twee uur naar Nampa.

Nampa ligt in de staat Idaho, waar het een uur later is. Mede hierdoor zijn we pas laat bij het hotel en hebben we daarna geen zin meer om ver te rijden naar een restaurant. Naast het hotel is een restaurant, waar we besluiten te eten. Mijn vriend bestelt een biertje en moet zich, zoals gebruikelijk, identificeren. Zijn identiteitskaart – die hij al vaker heeft laten zien als hij een biertje bestelt – wordt echter niet geaccepteerd, want dat kent de ober niet. Ook het Nederlandse paspoort vindt hij maar raar: hij moet het echt uitgebreid bekijken en onderzoeken voor mijn vriend eindelijk zijn biertje krijgt.

Na het eten gaan we terug naar de kamer, waar we de route voor morgen nog even bestuderen. We hebben drie stops op de planning staan, die allemaal zo’n anderhalf uur uit elkaar liggen. Het belooft morgen dus weer een lange dag te worden, maar we hopen dat het weer net zo’n leuke dag wordt als vandaag.

Tot morgen!

Lees verder: Dag 12



woensdag 26 september 2018

Reisverslag Canada & VS 2018: dag 10

<-- Vorige dag

Woensdag 25 juli 2018: Bend --> Pendleton

Gisteren hebben we de prachtige omgeving van Bend bekeken met het indrukwekkende Fort Rock en bijzondere Lava Lands. Ook vandaag zal bijzonder worden, want we hebben namelijk de Painted Hills op het programma staan.

Dankzij de bovenburen, die heel veel heen en weer liepen afgelopen nacht, hebben we geen van beiden goed geslapen. Als we bij het opstaan ook nog eens een gemist gesprek van de notaris voor ons huis blijken te hebben, lijkt de gekke ochtend al compleet. Met behulp van de vader van mijn vriend, die de notaris informeert over het feit dat we in het buitenland zijn, en WhatsApp krijgen we de notaris alsnog te spreken en kunnen we een afspraak maken om alle officiële documenten voor ons nieuwbouwhuis te ondertekenen. Vandaag is nu al een bijzondere dag!

Na deze start moeten we even omschakelen naar ons ochtendritueel van douchen en aankleden. Gelukkig zet het sfeerloze restaurant van het hotel de knop voor ons om. Het ontbijt is hetzelfde als gisteren met dezelfde ‘gezellige’ vrouw als personeel. Wel voegt ze nog wat voorverpakte muffins aan het ontbijt toe, die we mee kunnen nemen voor onderweg.

Iets voor half negen zeggen we ons leuke Shilo Inns Bend hotel gedag en vertrekken we richting de Painted Hills, wat een rit van ongeveer twee uur is. Onderweg zien we veel landbouw met enorme sproei-installaties om te voorkomen dat de gewassen verdorren. Dichter bij de Painted Hills wordt het landschap wat heuvelachtiger en kaler. Er komen wat meer bochten in de weg met hier en daar wat bomen.

Vlakbij de Painted Hills zien we het eerste stukje van het landschap dat ons beloofd is: een rots met verschillende kleuren rood, alsof de lijnen erop geschilderd zijn. We stoppen meteen twee keer voor foto’s, want dit is al heel erg mooi.

Het begin van de Painted Hills

Met de foto’s op onze camera’s rijden we verder naar het officiële begin van de Painted Hills. Dit houdt in dat we over een kiezelweggetje verder moeten. Na ongeveer een kilometer komen we bij een toiletgebouw en een informatiegebouwtje waar we foldertjes kunnen pakken, want het gebied is een officieel nationaal park. De Painted Hills zijn onderdeel van het John Day Fossil Beds park. Dit park bestaat uit drie delen (de Painted Hills, Sheep Rock en Clarno), die niet bij elkaar liggen. Bezoekers moeten dus goed weten welk deel van het park ze willen bezoeken. Alleen Sheep Rock heeft een Visitor Center, de andere twee delen hebben alleen een toiletgebouw en picknickbankjes.

In het Painted Hills gedeelte van het park zijn vijf uitkijkpuntjes met wandelingen. Met de auto rijden we naar het eerste punt, de Painted Hills Overlook Trail. Dit is een wandeling van ongeveer achthonderd meter die iets omhoog gaat. Natuurlijk lopen we het stuk in de warmte, want het levert ons een adembenemend uitzicht op. We kijken neer op de heuvels die allemaal gestreept zijn. We zien rode rotsen, gele, wat lichtergekleurde en wat donkergekleurde. Hier en daar zien we zwarte strepen tussen het rood en oranje. Het is echt heel bijzonder!

Painted Hills Overlook

Op dit plekje komen we ook een Nederlands echtpaar tegen. Dit is pas de tweede keer dat we Nederlanders zien tijdens onze reis. We praten even over de routes die we gereden hebben en nog gaan rijden, maar genieten dan weer verder van het uitzicht.

Andere kant van de Overlook

Bijna met tegenzin gaan we terug naar beneden. Aan de overkant zien we nog een mogelijke wandeling, maar omdat deze bijna tweeënhalve kilometer is, besluiten we door te gaan naar punt twee: de Painted Cove Trail. Deze wandeling is ongeveer vierhonderd meter en loopt om een heuvel heen. Om de grond te beschermen, gaat een deel van de wandeling over een soort steiger. Ook dit punt is erg mooi: donkerrode rotsen met hier en daar wat lichtere kleuren. Een andere heuvel is ook wat meer koperkleurig met blauwgrijze steen. Een informatiebordje vertelt ons dat de heuvels aan de binnenkant van het pad 33 miljoen jaar oud zijn en de heuvels aan de buitenkant veertig miljoen jaar. Dit hebben ze door middel van grondonderzoek kunnen bepalen.

Painted Cove Trail

Delen van de rotsen die we zien, vinden we ook een beetje op Lava Lands lijken. Niet vanwege de kleur, maar vanwege de gebarsten rotsen. Dit soort rotsen met ‘gaatjes’ erin, zagen we gisteren namelijk ook veel.

Gebarsten rotsen (rechts)

We maken ons rondje om de heuvel af en gaan door naar de laatste stop van het park, omdat de Leaf Hill Trail (stop 4) ons minder aanspreekt. Volgens de folder gaat de Leaf Hill Trail vooral over de bloemen die nu in het gebied groeien, nadat er heel veel fossielen zijn opgegraven. Om de fossielen staat het hele John Day Fossil Beds park bekend: in alle drie de delen zijn veel opgravingen gedaan, waarbij veel fossielen gevonden zijn.

De laatste stop van het park is de Red Scar Knoll Trail, ook wel de Red Hill genoemd. Deze wandeling van ongeveer vierhonderd meter loopt om een zeer donkerrode rots heen. Vroeger was hier duidelijk water, maar de hitte (elf uur ’s ochtends en al 37 graden…) heeft ervoor gezorgd dat dit verdwenen is. We lopen dan ook wat langzamer dan gebruikelijk naar de andere kant van de prachtige heuvel. Andere rotsen die we zagen, waren wat lichter van kleur, terwijl deze echt donkerbruinrood is met wat gelige tinten. We vinden het echt heel bijzonder om al die verschillende kleuren in de rotsen te zien.

Red Hill

Vanaf de Red Hill gaan we met de auto terug naar het beginpunt. We kijken nog één keer om naar de prachtige Painted Hills en beginnen dan aan de rit naar Sheep Rock, een ander deel van John Day Fossil Beds. Om nog maar eens aan te geven dat het belangrijk is om te weten welk deel van het park je wilt bezoeken: Sheep Rock ligt op een uur rijden vanaf de Painted Hills.

Een laatste blik op de Painted Hills

Onderweg naar Sheep Rock rijden we door een heuvelachtig, stoffig landschap met veel bochten. Het is er ook warm: de buitenthermometer van de auto tikt zelfs even de 39 graden aan… In het Visitor Center bij Sheep Rock is het gelukkig heerlijk koel. Er wordt in het gebouw uitgebreid informatie gegeven over het onderzoek dat er in het park gedaan wordt. Zo is er onder andere een raam met uitzicht op de werkende wetenschappers en een tentoonstelling over de dieren die vroeger in het gebied leefden. Bij de tentoonstelling zijn ook fossielen te zien die in John Day Fossil Beds gevonden zijn.

Na het bekijken van de tentoonstelling bezoeken we uiteraard nog even het winkeltje van het Visitor Center. Hier zien we een heel erg schattige knuffel van een sabeltandtijger, die we besluiten aan onze verzameling knuffels toe te voegen.

Onze nieuwste knuffel (foto gemaakt bij Lake Agnes, later tijdens de reis)

Met de sabeltandtijgerknuffel verlaten we het Visitor Center en gaan we terug naar de parkeerplaats. Hier lunchen we en maken we foto’s van Sheep Rock: een rots met blauwgrijze steen die we een soort combinatie vinden van Bryce Canyon en de Grand Canyon (gezien vanaf de bodem van de canyon). Een schaap zien we niet echt in de vorm van de rots, ik vind het persoonlijk op de Sorteerhoed van Harry Potter lijken…

Sheep Rock of sorteerhoed?

Als we foto’s gemaakt hebben, rijden we naar de James Cant Ranch, een boerderijhuis aan de overkant van het Visitor Center. Vroeger was het een schapenranch, nu staan er meer fruitbomen. We volgen een pad langs een groen veld in de hoop de John Day River te zien, maar enorme kale struiken blokkeren het uitzicht.

Veld bij de Ranch

We volgen het pad terug en kijken bij de oude schuur. Omdat er gewaarschuwd wordt voor ratelslangen gaan we niet verder naar binnen. We kijken nog even bij wat oude machines en bij de plaats waar vroeger de schapen stonden voor we besluiten terug te gaan naar het Visitor Center. Hier halen we nog wat koud water en dan beginnen we aan de laatste etappe van de dag: de rit van nog drie uur naar Pendleton.

Oude machines

Vol goede moed beginnen we te rijden. We gaan weer meer door de bossen en klimmen ook weer meer. Na een tijdje valt het ons op dat er niemand anders op de weg te zien is. Zowel voor ons als achter ons rijdt helemaal niemand. Zou dat komen door alle bochten in de weg? Het is namelijk de ene haarspeldbocht na de andere. Net als je denkt dat de weg een stukje rechtdoor gaat, komt er weer een nieuwe bocht. Ondertussen klimmen we ook nog flink. Als er na bocht 429 ineens het liedje ‘I want to be a hippie’ op de radio komt, schieten we dan ook flink in de lach.

We blijven helaas niet lang lachen, want de bochten blijven komen. Er is ook nog steeds niemand te zien. Volgens ons navigatiesysteem moeten we echter in de buurt van een dorpje komen. En ja, hoor: ineens is daar Heppner, een stadje met zo’n 1300 inwoners en een tankstation.

Nadat we getankt hebben en ik het stuur weer overgenomen heb, vervolgen we onze weg. Het landschap lijkt wat kaler, waardoor we op verandering hopen. Helaas: ook de komende anderhalf uur worden we op de ene na de andere haarspeldbocht getrakteerd. Pas het laatste stuk voor Pendleton wordt het minder. We zijn dan ook blij als we eindelijk bij het hotel zijn.

We checken in en krijgen kamer 369 toegewezen. Omdat we geen zin meer hebben om te rijden, gaan we naar het restaurant van het hotel om te eten. Het enige vegetarische op de menukaart is een salade, die bij de voorgerechten staat. Het is echter wel een Amerikaans voorgerecht, dus de salade blijkt een prima maaltijd.

Buiten is het intussen nog steeds warm, dus trekken we onze zwemkleding aan en gaan we naar het zwembad. Het zwembadwater zelf is ons te koud, maar het bubbelbad is heerlijk op temperatuur.

Het zwembad van het hotel later op de avond

We zitten nog een tijdje heerlijk buiten en gaan uiteindelijk pas als het donker wordt richting de kamer. We maken geen haast om meteen te gaan slapen, omdat we morgen pas later op de dag beginnen: we hebben namelijk om half twaalf een bezoek aan de Underground Tour in Pendleton zelf op het programma staan. Dit is een tour door de ondergrondse wereld van Pendleton, iets dat ook in ‘Wie is de Mol?’ te zien was en waar we dus weer heel veel zin in hebben. Of het morgen ook weer zo’n bijzondere dag wordt als vandaag betwijfelen we, want vandaag was met het gesprek met de notaris, de Painted Hills en de honderdduizend haarspeldbochten toch wel heel bijzonder!

Tot morgen!

Lees verder: Dag 11



zaterdag 22 september 2018

Reisverslag Canada & VS 2018: dag 9

<-- Vorige dag

Dinsdag 24 juli 2018: Bend

Volgens het officiële programma hebben we vandaag een vrije dag in Bend. Wij willen deze dag echter gebruiken om twee bijzondere plekken in de omgeving te bezoeken, namelijk Fort Rock en Lava Lands.

Voor de verandering hebben we redelijk kunnen slapen deze nacht. We staan rond half acht op, douchen en kleden ons aan en gaan dan op zoek naar het restaurant van het hotel, want het ontbijt is wederom inbegrepen. Nadat we een stuk omgelopen zijn, komen we in een wat kale ruimte met tafels en stoelen. Tegen de muur staat een warm buffet met hashbrowns (een soort gebakken aardappelreepjes), roerei, pannenkoekjes, hamburgertjes, scones en een soort saus. Ernaast is een tafel met broodroosters en brood en er is nog een gedeelte met cornflakes, melk, sap, water en koffie. Op de tafel in het midden staat het beleg in de vorm van pindakaas en jam.

We scheppen wat op en gaan aan een tafeltje bij de zijmuur zitten. Ondertussen bekijken we de eetzaal, die echt heel sfeerloos is. Er loopt één vrouw rond om het buffet aan te vullen, al neemt ze hier rustig de tijd voor. Omdat we vlak bij de keuken zitten, horen we haar mopperen tegen de kok – blijkbaar gaat het niet helemaal goed…

Na het ontbijt gaan we even terug naar de kamer om tanden te poetsen en onze spullen te pakken voor we op weg gaan. Ik heb de eer de rit van vandaag te openen. We vertrekken over snelweg 97, die door het bos loopt, en gaan verder op snelweg 31, die ook door het bos loopt. Het is eigenlijk gewoon een vrij saaie rit met een lange, lege, eentonige weg door het bos. Pas na een aantal bochten verdwijnen de bomen ineens en rijden we door een kaal, verlaten landschap met in de verte een enorme rots: Fort Rock.

Fort Rock

Het is een beetje onduidelijk waar we precies moeten zijn voor Fort Rock, dus stoppen we langs de kant van de weg voor foto. Dit is geen probleem: tijdens het kwartier dat we stilstaan, komen er maar twee auto’s voorbij.

De verlaten weg bij Fort Rock

We bestuderen de navigatie om te kijken of we dichterbij kunnen komen. De eerste weg die we in gaan, loopt dood, maar als we keren, komen we ineens bij een oud dorpje dat ons bekend voorkomt: dit is Moltown uit aflevering 9 van ‘Wie is de Mol?’! Alle oude gebouwtjes die er staan, hebben we ook op televisie gezien. We vinden het jammer dat het dorpje, dat een museum is, niet open is, maar we vinden het al heel gaaf om het te zien.

Moltown

Langs de kant van de weg zien we nu ook een bordje ‘Fort Rock’ met een pijltje. We volgen de route en komen bij een parkeerplaatsje naast Fort Rock. Het is enigszins ontwikkeld gebied met picknickbankjes en een toiletgebouw. Naast de parkeerplaats staat een grote camper met een hondenhok. In het hok zit een hondje, dat begint te blaffen als het ons ziet. Dit waarschuwt de eigenaars van de camper en de man, in een versleten korte broek en al even versleten en verkleurd T-shirt, komt naar buiten. Hij blijkt de ‘gastheer’ van Fort Rock te zijn en woont dus het hele jaar in de camper.

Zicht vanaf Fort Rock op de parkeerplaats (rechts) met de camper van de 'gastheer'

We praten even met de man, die het wel bijzonder vindt dat we uit Nederland komen. Van ‘Wie is de Mol?’ heeft hij niet gehoord, maar hij weet dat er filmopnamen bij Fort Rock geweest zijn. Hij wil graag vertellen over zijn omgeving en geeft ons een boekje met informatie over andere bezienswaardigheden in de omgeving. Ook wijst hij ons op een kraan waar we water kunnen pakken, want het is alweer erg warm.

Als we de man bedankt hebben, gaan we naar Fort Rock toe. Er loopt een paadje langs de rots, waardoor we bij het terrein komen waar de laatste opdracht van aflevering 8 van ‘Wie is de Mol?’ plaats vond. De kandidaten moesten tijdens deze opdracht proberen ongezien bij een vlag in het midden van het terrein te komen. Dit willen we zelf ook wel even uitproberen!

'Wie is de Mol?' momentje

We volgen het paadje verder, zodat we op Fort Rock zelf komen te staan. Hier hebben we een mooi uitzicht over de omgeving, al is het een beetje heiig. Hoe droog en stoffig het gebied is, zien we goed als er een auto voorbij rijdt die voor grote stofwolken zorgt.

Stofwolken veroorzaakt door een auto

Een tijdje blijven we op het stukje rots van Fort Rock staan om te genieten van het uitzicht. In de verte zijn wat bergen te zien, maar verder is het één groot woestijnachtig gebied met dorre struikjes. Alleen links van ons niet: daar is een veld dat zo vaak besproeid is dat het knalgroen is.

Fort Rock met het groene veld

We lopen nog een stukje opzij op de rots, waar we een hagedisje in een smalle kloof zien. Ook bekijken we de rotsen nog eens goed. Het doet ons ook een beetje aan Monument Valley denken, al zijn de rotsen daar natuurlijk nog mooier en aparter. Wel heeft Fort Rock, net als Monument Valley, ook een rots in de vorm van een zinkend schip.

Zinkend schip rots

Na nog wat foto’s gemaakt te hebben, gaan we terug naar de auto, waar we een broodje eten en intussen van het uitzicht genieten. Wat we nu zien, maakt het moeilijk te geloven dat we eerder vandaag door eindeloze bossen reden.

De groene bomen lijken heel ver weg

Terwijl we eten, stellen we het navigatiesysteem vast in voor de tweede stop van vandaag: Lava Lands. De route weten we eigenlijk al, want het is precies dezelfde weg terug. We overwegen om nog even bij één van de andere bezienswaardigheden te kijken die de ‘gastheer’ noemde, maar een korte rekensom later beseffen we dat het te ver is. Vanaf Fort Rock is het zeker nog een uur rijden naar het punt, wat betekent dat we vanaf daar zo’n tweeënhalf uur terug moeten naar Lava Lands. Lava Lands willen we heel graag zien, dus keren we de auto en gaan we over dezelfde weg terug.

Omdat Lava Lands een nationaal park is – officieel heet het Newberry National Volcanic Monument – is het makkelijker te vinden dan de parkeerplaats bij Fort Rock. We kunnen onze jaarpas voor de nationale parken gebruiken, die deze keer zichtbaar in de auto moet blijven. Hiervoor krijgen we een handig spiegelhangertje.

We parkeren de auto bij het Visitor Center van het park, het informatiecentrum, en raken daar aan de praat met een ranger (iemand die werkt voor het park). Ze vindt het bijzonder dat er zo veel Nederlanders ineens in dit gebied komen, maar als we haar over ‘Wie is de Mol?’ vertellen, begrijpt ze het. Ze geeft ons nog wat tips over dingen in de omgeving en wenst ons dan veel plezier in Lava Lands.

Vanaf het Visitor Center volgen we het pad dat Trail of the Molten Land heet. In het Nederlands zou je dit vertalen als: ‘Pad van het Gesmolten Land’. Lava Lands is namelijk een gebied waar vroeger een vulkaan uitgebarsten is. Het hele landschap is zwart, wat we goed te zien krijgen tijdens deze wandeling.

Het zwarte landschap

Terwijl we over het pad door het zwarte landschap lopen, zien we in de verte bekende hoge bergen van het gebied, zoals Mount Bachelor en Three Sisters. Het heeft iets heel aparts: een geheel zwart landschap en dan in de verte bergen met sneeuw.

Lava Lands met op de achtergrond de bergen

We volgen het pad helemaal tot het einde, wat een flinke klim betekent. Onder ons zien we alleen maar zwart landschap, naast ons is een grote, grijszwarte berg: de vulkaan.

Het pad met in de verte de vulkaan

Bij het eindpunt van het pad stoppen we even in de schaduw om te kijken. In het krantje dat we bij de ingang gekregen hebben, zien we dat er een shuttlebus naar de top van de vulkaan rijdt. We besluiten terug naar beneden te gaan en dan de bus naar boven te nemen. Voor de afwisseling nemen we een ander pad naar beneden, dat minder steil is. Wel horen we er een raar geluid, een soort ratel. Zou het een ratelslang zijn? Een beetje onzeker lopen we verder. Gelukkig ontdekken we de veroorzaker van het geratel: een soort vliegend insect met aparte vleugels.

Uitkijken over Lava Lands

Tussen de zwarte rotsen door lopen we terug naar het Visitor Center. Daar stappen we op de bus die ons voor twee dollar per persoon naar de top van de vulkaan brengt. Het is een zeer steile rit, maar de buschauffeur heeft er geen enkele moeite mee.

Op de top stappen we uit. We staan echt bij de krater van de vulkaan, die nu helemaal dicht is en waar zelfs bomen op groeien. Het is mogelijk om helemaal rondom de krater te lopen, maar vanwege de warmte houden we het bij een klein stukje.

De krater van de vulkaan

Aan de andere kant van de busstop kunnen we uitkijken over het land. Het eerste gedeelte is nog helemaal zwart, daarna staat er ineens een groen bos. Het is heel bijzonder om te zien.

Zwart en groen

Als de bus weer terug boven is, stappen we in om weer naar beneden te gaan. We halen nog wat koud water bij het kraantje van het Visitor Center voor we aan de rit terug naar het hotel beginnen. Het eerste stukje blijkt even lastig, want er zijn wat wegen afgesloten, maar dan zitten we weer terug op de snelweg.

Vanaf Lava Lands is het niet ver naar ons hotel, slechts twintig minuten. Zodra we er zijn, nemen we een duik in het zwembad, aangezien we wel wat verkoeling kunnen gebruiken na de lange, warme dag.

Met behulp van het foldertje van de receptie kiezen we na de duik een restaurant uit voor het avondeten. Het wordt La Rosa, een Mexicaans restaurant in een buitenwijkje van Bend waarvoor we een mooi stukje om moeten rijden. We vinden het zeer de moeite waard, want de route is mooi, het wijkje is gezellig met allemaal restaurantjes en het eten van La Rosa is heerlijk. Bend staat nu met stip bovenaan onze lijst met plaatsen waar je het lekkerst kunt eten tijdens onze rondreis.

Na het eten gaan we terug naar het hotel, waar we nog even een rondje lopen om ‘afscheid’ te nemen. We vonden het echt een heel leuk hotel, niet alleen vanwege ‘Wie is de Mol?’, en de omgeving is prachtig en bijzonder. Morgen belooft echter ook een prachtige en bijzondere omgeving: dan gaan we namelijk naar de Painted Hills, heuvels die eruit zien alsof ze geschilderd zijn.

Tot morgen!

Lees verder: Dag 10